vrijdag 19 april 2019

Spraakverwarringen, gezegdes…


… en beroemde – of beruchte – uitspraken die bij mij thuis en op het werk voorkomen. Zoë is nu echt begonnen met praten en dat is ontzettend schattig. “Ikke Toë” is een favorietje van haar. Ze babbelt wat af: met woorden die kloppen en met woorden die, uhm, iets minder kloppen. Soms kijk haar verbijsterd aan in een heel verhaal dat ik echt niet snapte. Maar steeds meer verstaanbare woorden komen voor in haar reeks: “Dank je, gezondheid of Ivy, niet doen!” Ja, ze doet alles na. Laatst hebben we ook het eerste vloekwoord langs horen komen, oeps. We moeten nu op alles letten!
Wat ook een favorietje is: “Oeh, mooi!” En dan vooral over zichzelf. Mooie jurk of rok, mooie bloemen in haar haar en de insectentattoos van de Appie (gelukkig is de vlinder haar lievelingstattoo, al moest ze laatst wel heel erg huilen, ontroostbaar was ze, toen haar zilveren pissebed van haar arm spoelde). Ja, Zoë is een echte diva en ik weet niet precies van wie ze het heeft 😉.


Ook met toneel stond het dit jaar wel sterk in het teken van teksten. We hadden allemaal behoorlijke monologen – ik kan zo ongeveer 3 A4 aan tekst eruit gooien – met soms erg lastige teksten. Tja, soms voel je je gewoon als “een ontgoochelde eekhoorn geconfronteerd met haar leeggeroofde hamsterplaatsen” als je geheime snoepvoorraad ontmaskerd is. Of als het lekker gaat dat je dan zegt: ”Alle positieve veranderingen van de laatste tijd hebben bij ons geleid tot de meeste wilde prognoses over de toekomst.” Ja, echt, 3 A4’tjes van dit soort taal. Dat leverde soms ook de nodige tongbrekers op, maar ploegde er dapper doorheen 😉 ( Het stuk van dit jaar was prachtig hoor, daar niet van).


Ook op mijn werk in het atelier komen soms de raarste dingen voor. Maar dat hoor je zelf op een gegeven moment niet meer. “Waar is het hoofd van H.?” zijn bij de ons de normaalste vragen. Overigens, dat hoofd stond op zijn kop in een bak water ergens in de hoek van het atelier. Héél normaal.
Daarnaast hoop ik ook echt dat de overheid nooit mijn computer, telefoon of de computer van het atelier gaat controleren en dan met name onze zoekgeschiedenis. Ik heb ooit eens gegoogeld naar lijken van drie weken oud en zo kan ik wel even door gaan.
Het magazijn opruimen was ook eigenlijk bizar: “Ik heb hier een been liggen, waar liggen de andere benen?” Of: “Van wie zijn deze oren eigenlijk?” En: “Jaaa, ik heb eindelijk de voeten van Marjolein gevonden! Jee!”
Laatst belde Kevin mij op terwijl ik in het atelier was met de vraag: “Kan jij even naar de buste van B. lopen en de afstand meten tussen zijn bovenlip en zijn neus?” Tuurlijk, Kev, doe ik voor je.
En dat is toch fantastisch! Ik ben gek op mijn werk en zulke gesprekken maken het alleen maar af. Al zou ik je wel afraden om zo’n gesprek in de trein te voeren: “… nee, zijn hoofd staat in het magazijn…. uhm, volgens mij liggen zijn handen in het rek van….. nee, zijn oren zitten in mijn tas….” Je hebt daarna wel genoeg stoelen voor jezelf.
En als je dan denkt dat je dan weer bij “gewone” mensen thuis komt, dan vergis je je toch echt. Je gaat thuis gewoon verder: “Zoë, niet de spiegel likken!”