… en beroemde – of beruchte – uitspraken die bij mij thuis
en op het werk voorkomen. Zoë is nu echt begonnen met praten en dat is
ontzettend schattig. “Ikke Toë” is een favorietje van haar. Ze babbelt wat af:
met woorden die kloppen en met woorden die, uhm, iets minder kloppen. Soms kijk
haar verbijsterd aan in een heel verhaal dat ik echt niet snapte. Maar steeds
meer verstaanbare woorden komen voor in haar reeks: “Dank je, gezondheid of
Ivy, niet doen!” Ja, ze doet alles na. Laatst hebben we ook het eerste
vloekwoord langs horen komen, oeps. We moeten nu op alles letten!
Wat ook een favorietje is: “Oeh, mooi!” En dan vooral over
zichzelf. Mooie jurk of rok, mooie bloemen in haar haar en de insectentattoos
van de Appie (gelukkig is de vlinder haar lievelingstattoo, al moest ze laatst
wel heel erg huilen, ontroostbaar was ze, toen haar zilveren pissebed van haar arm
spoelde). Ja, Zoë is een echte diva en ik weet niet precies van wie ze het
heeft 😉.
Ook met toneel stond het dit jaar wel sterk in het teken van
teksten. We hadden allemaal behoorlijke monologen – ik kan zo ongeveer 3 A4 aan
tekst eruit gooien – met soms erg lastige teksten. Tja, soms voel je je gewoon
als “een ontgoochelde eekhoorn geconfronteerd met haar leeggeroofde
hamsterplaatsen” als je geheime snoepvoorraad ontmaskerd is. Of als het lekker
gaat dat je dan zegt: ”Alle positieve veranderingen van de laatste tijd hebben
bij ons geleid tot de meeste wilde prognoses over de toekomst.” Ja, echt, 3
A4’tjes van dit soort taal. Dat leverde soms ook de nodige tongbrekers op, maar
ploegde er dapper doorheen 😉 ( Het stuk van dit jaar was prachtig hoor,
daar niet van).
Ook op mijn werk in het atelier komen soms de raarste dingen
voor. Maar dat hoor je zelf op een gegeven moment niet meer. “Waar is het hoofd
van H.?” zijn bij de ons de normaalste vragen. Overigens, dat hoofd stond op
zijn kop in een bak water ergens in de hoek van het atelier. Héél normaal.
Daarnaast hoop ik ook echt dat de overheid nooit mijn
computer, telefoon of de computer van het atelier gaat controleren en dan met
name onze zoekgeschiedenis. Ik heb ooit eens gegoogeld naar lijken van drie
weken oud en zo kan ik wel even door gaan.
Het magazijn opruimen was ook eigenlijk bizar: “Ik heb hier
een been liggen, waar liggen de andere benen?” Of: “Van wie zijn deze oren
eigenlijk?” En: “Jaaa, ik heb eindelijk de voeten van Marjolein gevonden! Jee!”
Laatst belde Kevin mij op terwijl ik in het atelier was met
de vraag: “Kan jij even naar de buste van B. lopen en de afstand meten tussen
zijn bovenlip en zijn neus?” Tuurlijk, Kev, doe ik voor je.
En dat is toch fantastisch! Ik ben gek op mijn werk en zulke
gesprekken maken het alleen maar af. Al zou ik je wel afraden om zo’n gesprek
in de trein te voeren: “… nee, zijn hoofd staat in het magazijn…. uhm, volgens
mij liggen zijn handen in het rek van….. nee, zijn oren zitten in mijn tas….”
Je hebt daarna wel genoeg stoelen voor jezelf.
En als je dan denkt dat je dan weer bij “gewone” mensen
thuis komt, dan vergis je je toch echt. Je gaat thuis gewoon verder: “Zoë, niet
de spiegel likken!”